Wollen ‘Battle-dress’ (Khaki-mélé veldtenue) 1953 t/m 1963
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd het khaki-mélé veldtenue door de gehele landmacht gedragen. Het patroon was overgenomen van de Britse ‘battle-dress’ zij het dat de kleur meer groenbruin was geworden en het jasje en broek een blinde sluiting kregen. De Britse battle-dress was meer geel getint. Dit khaki-mélé veldtenue was t/m 1958 voor alle dienende militairen het veldtenue. Voor de dienstplichtige militairen met een lagere rang dan vaandrig ook het uitgaanstenue en voor alle beroepsmilitairen alsmede dienstplichtige militairen met een hogere rang dan sergeant-majoor tevens ook kazerne-/bureautenue.
Met ingang van 15 oktober 1958 werd een aanvang gemaakt met de verstrekking van nieuwe gevechtskleding die de vervanger moest worden van het khaki-mélé veldtenue. Echter tot 1963 bleef dit uniform als het zg. 1e grijs gehandhaafd als uitgaanstenue voor de dienstplichtigen, met een afdrachts periode tot 1965.
Battle-dress jasje
Van groenbruin kleurige wollen stof, liggende kraag met een staander van 3 cm, waarbij aan de linkervoorzijde een lusje was bevestigd, aan de rechtervoorzijde een bruine kunststof knoop; twee opgestikte borstzakken (met platte plooi), klep en sluiting.
Op elke schouder een schouderbedekking, bevestigd met een bruine knoop. De mouwen voorzien van een manchet, breed 8 cm, met split en knoopsluiting. Boven de manchet aan voor- en achterzijde een plooi. Aan de onderzijde van het jasje een plm 7 cm brede tailleband met lip die aan de rechterzijde gesloten werd met een gesp en een lus. Het battle-dress jasje heeft een linksbovenliggende sluiting met 5 bruine knopen. Aan de binnenzijde, links er rechts een zak. Het battle-dress jasje werd met gesloten kraag gedragen door alle militairen beneden de rang van adjudant-onderofficier.
Vooral bij het z.g. 1e grijs was het een vaardigheid om de vouwen in de rug en de mouwen zo scherp mogelijk te persen wat voor de drager bijna een kunstwerk werd.
Deze vouwen liepen op beide mouwen van de plooien boven de manchet naar boven tot de inzet van het schouderstuk.
Op de rug, vanuit de tailleband, links en rechts, twee plooien en horizontaal twee plooien die naar de schouderstukken en de mouwnaad liepen.
Battle-dress Broek
Lange groenbruine broek, voorzien van 4 lussen op de tailleband welke aan de onderzijde gesloten werd door middel van een bruine knoop. Twee rechte steekzakken en aan de rechterachterzijde een achterzak met klep. Op de voorzijde van de linkerbovenpijp een grote opgestikte zak met klep, rechtsboven een klein opgestikt zakje met platte plooi welke gesloten werd door een bruine knoop. Aan de onderzijde van de pijpen een lip met knoop om de pijp aan de onderzijde smaller te maken wanneer enkelstukken werden gedragen. De enkelstukken werden dan omgegespt en de broekspijp er ‘poffend’ overheen getrokken. Veelal werden de broekspijpen echter met behulp van een elastiek over de enkelstukken gedragen.
Om de broek mooi over de enkelstukken te laten hangen gebruikte men allerlei hulpmiddelen die onder in de pijp werden gedragen als een ronde veer, koord met plat omgeslagen stukjes lood, kogels in een veter geregen e.d.
De broek werd omhoog gehouden door bretels (werd tijdens kledinginspecties op gecontroleerd).
Overhemd
Van khaki wollen stof met vaste boord en linksbovenliggende sluiting.
Stropdas
Khakikleurige wollen stropdas, lengte 118 cm, de onderzijde 9 cm smal uitlopend over de gehele lengte naar 4 cm, beide uiteinde voorzien van een punt.
Sokken
Grijze of khaki wollen sokken