De TRIS vanaf de jaren 50

Hoewel de KL haar belangrijkste taken in Europa verrichte, waren haar werkzaamheden overzee ook van grote betekenis. De Nederlandse regering besloot in oktober 1950 dat de defensie van West-Indië en Nieuw-Guinea in beginsel een taak van het Korps Mariniers was. Op de Nederlandse Antillen had de inzet van de Mariniers geen noemenswaardige problemen opgeleverd. In Suriname lag dat anders. Daar werd in de Statenvergadering van 28 juli 1951 met algemene stemmen een motie aangenomen waarin de aflossing werd afgekeurd. Een belangrijk argument voor deze stellingname was dat binnen de KL Surinaamse ‘landskinderen’ waren opgenomen, terwijl het gesloten contigent mariniers werd gezien als ‘vreemdelingen die geheel onbekend zijn met de plaatselijke omstandigheden.’ De Surinamers beschouwden de mariniers als een soort superpolitie, die naar hun land was gestuurd, omdat de Nederlandse regering de situatie niet vertrouwde, ofwel omdat zij de verdedeging van Suriname niet belangrijk vond. Pas een jaar later, op 15 augustus 1952, hakte de regering de knoop door en besloot dat de KL in Suriname zou blijven.

Mariniers

Koninginnedag 31 augustus 1951. Kerncompagnie mariniers in Suriname. Mariniers marcheren door de straten van Paramaribo. Ze zijn gekleed in dungaree tenue, leggings, helm en koppel. Het Garandgeweer wordt over de linkerschouder gedragen. Op de achtergrond een gedeelte van het Gouvernementsgebouw.

Ondertussen was de troepenmacht wel op sterkte gehouden. Na de beslissing alleen mariniers uit te zenden, waren ter overbrugging nog 47 KL-militairen naar Suriname vertrokken. De eerste compagnie mariniers arriveerden midden 1951, vóór de motie van afkeuring. Tevens werden na moeizame beraadslagingen de meeste Surinaamse KNIL-militairen tot de KL toegelaten en ging een deel over in beroepsdienst. Toen duidelijk was geworden dat de KL zou blijven, moest in Nederland een organisatie op touw worden gezet die een continue zending van militairen naar Suriname garandeerde. Om de troepensterkte op korte termijn aan te vullen werd in september 1952 103 Commando Compagnie naar Suriname gedirigeerd.

Stroomschema_TRIS

fig.1 – De organisatie van de TRIS jaren 50.

De hoofdmoot van de KL in Suriname ging bestaan uit drie tirailleurscompagnieën, Surinamecompagnieën genaamd, en een ondersteuningscompagnie (zie fig.1). De Surinamecompagnieën waren samengesteld uit dienstplichtigen die voor één jaar op vrijwillige basis werden uitgezonden. De eerste compagnie kwam begin 1953 in Suriname aan en loste de commando’s af. De volgende ging in gedeelten en loste de mariniers af. De ondersteuningscompagnie en de overige onderdelen werden op sterkte gehouden door middel van individuele uitzendingen voor langer dan een jaar. Surinamers waren bij alle compagnieën en afdelingen ingedeeld.
Een Surinamecompagnie werd uit twee achtereenvolgende ploegen bij het Regiment Van Heutsz in de legerplaats Oirschot geformeerd. Na aankomst in Suriname werden de troepen voor vier maanden naar het Bosbivak Zanderij, vijftig kilometer ten zuiden van Paramaribo, gestuurd, alwaar zij tot een compagnie werden gevormd. Daarna volgden vier maanden van detacheringen te Nickerie, Albina en, sinds 1959, te Brownsweg. De laatste maanden van hun detachering brachten de militairen door in Paramaribo (in en tegenover het Prins Bernhardkampement). Vier- tot vijfmaal per jaar werd een patrouille vier tot zes weken diep de binnenlanden in gezonden. Zij verrichtte dan niet alleen puur militaire werkzaamheden, maar deed ook waarnemingen ten behoeve van het gouvernement.

In 1954 was de troepenmacht op volle sterkte. In dat jaar trad ook het Statuur voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking, ingevolge waarvan Suriname autonoom werd. Defensie was echter een van de aangelegenheden die door de drie landen van het Koninkrijk – de andere twee waren Nederland en de Nederlandse Antillen – gemeenschappelijk werden behartigd.

MS_Oranjestad

Inscheping van militairen op de M.S. Oranjestad – 31 januari 1958

In 1957 stond de Troepenmacht in Suriname (TRIS) – zoals de benaming sindsdien luidde – er helemaal goed voor. Niet alleen was er een evenwichtige personeelsopbouw tot stand gekomen, maar ook waren de kampementen gemoderniseerd en het materieel vernieuwd. In dat jaar kreeg de troepenmacht bovendien in de buurt van het oefenterrein op Zanderij een gevechtsschietterrein OP Savanne (Observation Post Savanne). De bewapening bleef echter Engels. De kampementen Bosbivak Zanderij, te Nickerie, Albina en Brownsweg werden in 1961 genoemd naar de prinsessen Beatrix, Irene, Margriet en Marijke.